10. Het moest er een keer van komen: NS Dansorkest met De Zweep




Zittend op een houten bankje aan de visvijver van camping Le Picard in Tournières, Normandië, lazen Louis en ik ongelovig de mail die Jeroen ons had gestuurd.

"
Heren popvrienden,

Het thema SM móet natuurlijk een keer voor de draad komen bij NS Dansorkest, daar is niets aan te doen... maar omdat wij een gezellige band vormen, hoort daarbij een ontspannen toon.

Vanuit die gedachte heb ik de afgelopen weken wat zitten schrijven en schaven aan onderstaande tekst...

Latertje, groetjes van Jeroen
"



Met daaronder de tekst van De Zweep die ik wat lacherig aan Louis voorlas. Het bleef even stil. Toen: "Jezus, Jeroen! Nou ja, wat moet, dat moet" en Louis nam de tekst erbij. Ik pakte mijn gitaar en daar gingen we. Het zou één van de allerbeste nummers van NS Dansorkest worden. Een genadeloze rocker met beukende drums, pompende bas, razende gitaren en op volle sterkte afgeleverde zang door de man die ook zonder microfoon een volle zaal stil krijgt. Rebecca en Simone heb ik, toch enigszins gegeneerd, gevraagd om de achtergrondvocalen voor hun rekening te nemen: "O ja? O jee!" Ik had me geen zorgen hoeven maken: zonder blikken of blozen zongen beide zangeressen de boel in. Ze zijn na al die jaren NS Dansorkest vermoedelijk wel wat gewend op tekstueel gebied.

Louis heeft, naast de zang, de bas voor zijn rekening genomen. Ik doe alle gitaren en het orgel, hoewel op de single traditiegetrouw Klaas Zwarthoed daarvoor de credits krijgt. Natuurlijk drumt Jeroen. Pats! Boem! Beng! Strak en kaal, precies waar het nummer om vraagt.



In de maanden waarin het nummer gestalte kreeg, luisterde ik veel naar ZZ Top en Roky Erickson, wat je misschien terughoort in de op de twee hoogste gitaarsnaren gespeelde riff onder het couplet. Ik ben fan van dat staccato geschuif op de onderste twee gitaarsnaren (tegelijk aanslaan!). Zo'n riff maak je het effectiefst af op de erboven liggende G-snaar, die je omhoogdrukt en gelijktijdig vastpakt met duim en wijsvinger, plectrum ertussen geklemd, waardoor een hoge fluittoon ontstaat. Ik vond het altijd al geweldig hoe Billy Gibbons van ZZ Top dat deed, maar snapte eerst niet hoe, totdat mijn oom Frans, gitarist van John The Revelator, het mij uitlegde. Fraai detail: Gibbons gebruikte in plaats van een plectrum aanvankelijk een Mexicaans peso-muntstuk om een zo smerig mogelijk klinkende fluittoon tevoorschijn te toveren. Later is Dunlop speciale plectrums gaan maken die het effect van het muntje zo goed mogelijk nabootsen. Onze 50 eurocent munt is te dik hiervoor, maar de oude Nederlandse stuiver werkt nog steeds perfect. Ik heb er eentje bewaard voor gelegenheden. Die heb ik dus gebruikt voor het inspelen van deze riff op De Zweep. Roky Erickson was een rare snuiter. Een begenadigd liedjesschrijver, al in zijn tijd bij de 13th Floor Elevators, maar, vind ik, nog meer toen hij solo ging. De man werd zijn leven lang gekweld door geestelijke problemen, nog verergerd door zelfmedicatie met hallucinogene drugs. Hij schreef twee platen vol met liedjes over over duivels en demonen, die voor hem waarschijnlijk levensecht waren. Geweldige elpees die iedereen zou moeten horen. Zijn leven raakte in de jaren zeventig in een neerwaartse spiraal: hij vereenzaamde, vervuilde en verrommelde in zijn met rekeningen en reclamefolders volgestouwde huisje. Hij werd gediagnosticeerd als schizofreen, maar een oplossing kwam niet in zicht. Veel later, in 2001, kreeg hij door toedoen van zijn broer passende medicatie en klaurerde hij er een beetje bovenop. Hij ging ook weer optreden. Helaas heb ik hem nooit live gezien. Eeuwig zonde, want Wat een talent, deze man. Ik wist dit alles tot een jaar of vijftien geleden niet, totdat Louis met Ericksons muziek op de proppen kwam. Dat zat zo: in die jaren maakte de Eindhovense band The Devil's Blood furore met zijn breed uitgemeten satanische hardrock, inclusief vuurschalen, ramshoorns en stierenbloed op het ontblote bovenlijf van de gitarist tijdens optredens. Met Jeroen, Jos en Louis ben ik de dame en heren gaan bekijken in het Patronaat in Haarlem, later met Louis nog eens in het oude Doornroosje in Nijmegen. Diep onder de indruk was ik. Elk optreden was een tot in de kleinste details doorgevoerde satanistische seance, zo vertelde de gitarist en diens zuster, de zangeres. Muzikaal was het zeer goed en zeer opwindend. Een ijzersterke ritmesectie en een dijk van een gitarist. Wat was deze man goed! Was, want hij heeft, jaren geleden alweer, zelfmoord gepleegd om dichterbij zijn schepper te komen, in dit geval de duivel. En wat bleek: deze band, vooral de gitaarspelende voorman, was helemaal in de ban van Roky Erickson. Zo kwam het, dat ook wij deze muziek gingen beluisteren, hetgeen een klein voetafdrukje heeft achtergelaten in het nummer De Zweep. En in het nummer Duivelsbloed op de cd Moord In Het Nudistenkamp van NS Dansorkest. Maar dat is een ander verhaal dat nog verteld moet worden.



Mensen vragen ons wel eens: "Gaat De Zweep over Ad Melkert?" Dat is niet het geval. Het lied gaat over een bleue meneer met een diep gevoeld verlangen om op gewelddadige wijze gedomineerd te worden, daarvoor tegelijkertijd heel erg bang is. Die na veel vijven en zessen de stoute schoenen aantrekt en de SM-club een bezoekje brengt, waar hij wordt opgewacht door een meedogenloze dominatrix die hem terstond op het kruis bindt. Het is één van de sleutelnummers van onze rockopera-in-wording, De Zoeker. De opera gaat over een jongen, Wander, die geboren lijkt te zijn voor de liefde, maar eenzaam en versleten aan haar ten onder gaat, van god en iedereen verlaten. Het jaar 2024 zal in het teken staan van de voltooiing van deze rockopera. Met de geruchten over Melkerts seksleven uit het boek De Achterkamer (2002) van twee journalisten van Het Parool, heeft het nummer niets te maken.

Geniet nu eerst één van onze beste nummers ooit, De Zweep.



Martijn, 20 januari 2024