1. Hoe het begon in de bollenschuur: Tunnelfist met Pity

Eind jaren negentig huurden bassist Louis en ik een tot apartement omgebouwde bollenschuur aan de Stationsweg in Hillegom. Een grote ruimte met een keukenblok en een grotachtig douche- en toilethokje in de gang naast de buitendeur. Geblindeerde ramen aan de straatkant, aan de achterkant vanuit de zithoek zicht op het achterpad en de werkschuur van de verhuurder. Naar verbrand stof ruikende verwarmingen aan de muren. Op de vloer een mottig tapijt met vlekken, maar lekker warm aan de voeten. Een voordeur en een achterom. Mijn broer heeft er jarenlang gewoond. Hij ging verhuizen naar een andere bollenschuur verderop in de straat, wij zochten een pied a terre dichtbij de kust en een plek om ons uit te leven met de muziek. Een gemakkelijker plek dan ons beider krappe woninkjes in de binnenstad van Amsterdam. Gehuurd voor 90 gulden per maand van de buurman van mijn ouders. Hij wilde per se niet meer hebben. Dat we lawaai maakten kon hem niet schelen en ook de buren, die mij allemaal goed kenden, vonden het wel best. Ik heb altijd de indruk gehad, dat ze het vermakelijk vonden, die mannen daar in hun hok. Altijd aanloop van medemuzikanten en vrienden, vaak dagen per week tot diep in de nacht aan de knutsel met snoeren, computers, instrumenten. Moesten we niet werken dan? Nou, niet veel, in elk geval. Het was de tijd van de ict-bonanza, waar je met een paar dagen per week werk genoeg verdiende om de resterende vier iets anders te doen.

We brachten een bezoek aan de kringloopwinkel in het dorp om ons nieuwe huisje annex studio in te richten. We kochten een bank met jaren-tachtig-dessin, dus veel paars, lila, blauw, groen en zwart. Verder een paar eenvoudige caféstoelen, een gammel bureautje van geperst hout, potten, pannen en bestek. We kruiden matrassen naar binnen en kregen oude dekens van mijn moeder.
Toen naar Haarlem voor een pc met geluidskaart, naar Amsterdam voor een mengpaneel, gevonden via een advertentie. Louis had grote luidsprekers over en beiden hadden we kabels, standaards, microfoons en snoeren. En, o ja, hij had ergens in het ouderlijk huis in Bakkum nog een basversterker rondslingeren en ik een van een vriend geleend Fender-versterkertje. Alles naar Hillegom gesleept in onze Toyota Corolla en Studio on the Bulbs was geboren.

Met Tunnelfist en Life To Us oefende ik in ruimtes in Amsterdam. The Jam, Het Repetitiehuis, dat soort plekken.

Louis opperde dat we met Tunnelfist net zo goed in de schuur konden oefenen en dan meteen wat opnames maken. Jos was tegen, Jeroen stond evenmin te trappelen. Jos vond het sneu, vies en ver - er stopte nog geen trein, je moest met de bus vanaf station Haarlem naar Hillegom en dan nog een stuk lopen. Jeroen, die erg fel was (is) op professionaliteit, vond het amateuristisch en was als de dood, dat Louis en ik de band nu helemaal weg zouden houden van serieuze opnamestudios om te blijven doorhobbyen aan eigen mixen en masters van zelf gemaakte opnames.

Toch is het ervan gekomen. Een van de eerste opnames die we maakten was een loom, verstild liedje, in de basis bestaand uit D-min en C, dat we bij kaarslicht speelden en vastlegden, dicht bij elkaar staand om de opname-apparatuur. Het kwam uit het niets en het was meteen een nummer: Pity.
Een van de allermooiste liedjes die we ooit bedacht hebben, samen spelend en uit het niets onze weg vindend. Ik kwam met de akkoorden, Louis had een bashobbel en Jeroen viel bij met zijn vegertjes op het piepkleine zilverkleurige drumkitje dat hij in de ruimte had neergezet. "Woesj, woesj" klonk het heel zachtjes, maar met een dwingende shuffle. Het was een betoverend moment. Jos had een paar woorden en de woorden werden een tekst. Hij ging meteen zitten schrijven op de bank. In de typerende scheve, gebogen houding, met zijn sigaret in de ene hand, pen in de andere en A4'tje op de knie.

Jaren later namen we het nummer opnieuw op voor onze EP New Moon. Louis is er altijd bij gebleven dat die eerste opname in de schuur de mooiste is geweest. Daar ben ik het niet mee eens. De tweede opname is veel beter afgewerkt, gespeeld en opgenomen. Zonder de sfeer van het origineel te verliezen. Is ook in de bollenschuur opgenomen, met minimale middelen en onder dezelfde knusse huiskameromstandigheden.

Later heeft Jos er een prachtig filmpje bij gemaakt. Hij heeft Pity op de koptelefoon opgezet en is fietsend door avondlijk Amsterdam gegaan, filmend op het ritme van het liedje. Als hij niet teveel nadacht, maakte hij mooie dingen.
Sinds de geboorte van het nummer is er nauwelijks een optreden voorbijgegaan waar we het niet uitgevoerd hebben. Net zozeer voor ons eigen plezier als dat van het publiek. Een kort moment waarop een optreden zich naar binnen richtte en we met zijn vieren op het podium even terug waren in de bollenschuur.

Achteraf bekeken stond al het uitproberen en ontdekken in de schuur aan de basis van mijn muzikale professionaliteit. Van een hobby werd het veel en veel serieuzer. Ik heb over opnametechniek geleerd, ik heb geleerd wat arrangeren en componeren is en - misschien nog wel het allerbelangrijkste - ik heb leren doseren. Omdat er zeeën van tijd waren om het te leren. Veel meer dan in een gehuurd oefenhok of betaalde opnamestudio, waar de wijzers van de klok en de dikte van je portemonnaie regeren.
Onlangs namen we met NS Dansorkest een jingle op voor de podcast van één van de werkgevers van drummer Jeroen, Movisie. Wie wil luisteren kan dat hier doen en hier. Onze jingle speelt aan het begin en komt middenin de de uitzending nog eens voorbij. Jeroen is moderator en en laat horen dat hij ook in een discussie weet hoe je ritme moet houden. Maar dit terzijde.

Het bedenken van deze jingle was me nooit gelukt zonder de in de schuur opgedane ervaringen. De schuur is al lang geleden tegen de vlakte gegaan, maar de werkwijze die ik daar heb aangeleerd, hanteer ik nog steeds, welke tijdelijke opnamelocatie we tegenwoordig ook vinden om onze liedjes vast te leggen.

Pity en vele andere nummers uit die tijd hadden nooit geklonken zoals ze nu klinken zonder de schuur. Daar leerde Tunnelfist ingetogen popliedjes maken, waarin Jos' stem beter tot zijn recht komt. Jos stopte met declameren en begon persoonlijke teksten te schrijven in plaats van Nietzscheaanse traktaten. Ik ging vaker zonder distortion spelen, of gebruikte haar met mate. Jeroen hakte niet langer een heel bos om en Louis kon één van zijn handelsmerken, de palingpopbashobbel, ten beste geven.
Lezers die denken "Nietzscheaans, wat is dat?" kan ik geruststellen: Jos' verafgoding van de Duitse filosoof Friedrich Nietsche krijgt een eigen aflevering in deze verhalencyclus.

Terug naar het nummer. Pity is in mijn herinnering een symbool geworden van vele gelukkige jaren muziek maken in onze eigen cocon, de bollenschuur. Daar leerden we écht samen spelen. Daar bereidden we optredens voor. Daar probeerden we uit. Daar namen we op. Daar ontdekten we dat we elk genre muziek konden vertolken als we het maar op onze eigen manier en, vooral, met verve deden. Daar namen we één van onze beste EP's op, New Moon, die de sfeer van het samenspelen in de schuur goed gevangen heeft. Het is niet voor niets dat juist deze schijf in het toonaangevende Vlaamse muziekblad van toen, de Rifraf, vanwege geluid en de productie hoge ogen gooide.
Martijn Rutte,
10 november 2023, Amsterdam